Leerlingen van het Marnix gymnasium Rotterdam hebben een bijzondere kennismaking gehad met de Turkse cultuur.

Stichting Islam & Dialoog verzorgt sinds 2010 workshops voor de leerlingen van het Marnix gymnasium over de Turkse cultuur. Ook in het schooljaar 2011-2012 ontdekten 200 leerlingen op een praktische manier waar de Turkse cultuur voor staat. Hetzelfde programma werd aangeboden aan verschillende groepen leerlingen van het Marnix gymnasium. Het programma begon met een presentatie over de geschiedenis, politiek, cultuur en religie van Turkije. Opvallend daarbij was wat Turkije en Nederland allemaal wel niet met elkaar verbindt; denk maar Sinterklaas die in Turkije is geboren, de tulp als gemeenschappelijk symbool en spreekwoorden zoals “Liever Turks dan paaps” die de tolerantie van het Osmaanse Rijk tegenover religieuze minderheden benadrukte. Na een boeiende presentatie werd het langzamerhand tijd voor de Turks-Islamitische kunst Ebru, ook wel bekend als papiermarmeren. Leerlingen mochten allemaal één voor één experimenteren met de Ebrukunst.

Ebru is gebaseerd op het druppelen van verf met een kwast in een oplossing van gom tragacant sprietjes. Last but not least werd de leerlingen een culinair feestje aangeboden met Turkse lekkernijen. Een cultuur kun je natuurlijk niet leren kennen zonder haar keuken! Turks pizza, borek (deeggerechten met vlees, kaas etc.), Turks fruit en nog veel meer kregen de gasten aangeboden!

 


Datum: Schooljaar 2011-2012
Locatie: Rotterdam
Aantal deelnemers:200

[nggallery id=51]

Waar de kleuren in een mozaïek zich van elkaar afscheiden in begrensde hokjes, verwikkelen en omhelzen de kleuren elkaar bij een Ebru. De Ebru techniek is gebaseerd op het druppelen en/of aanbrengen van verf met een kwast in een oplossing; “verven op water”. Hoewel een Ebru schilderij uit verschillende kleuren bestaat, vormen zij samen een heel mooi geheel, zonder dat de kleuren zijn eigen identiteiten verliezen.

Wij als Nederlandse maatschappij zouden hier een heel mooie boodschap uit kunnen halen! Waarom zouden de 190 soorten nationaliteiten in Nederland elkaar niet kunnen omhelzen, dansend als verschillende soorten verfdruppeltjes,  zonder zijn eigen kleur te verliezen en om zo een harmonieus maatschappij te vormen?

Het enige wat we hiervoor nodig hebben is liefde, respect en tolerantie. Om deze drie fundamentele pilaren van een gezonde maatschappij  te bemachtigen als individu en of groep hebben wij slechts één ding nodig; kennis over wat onbekend en anders is voor ons.
Het vervelende is alleen dat minderheden elkaar altijd opzoeken en zich in een bepaalde mate van anderen isoleren. Dit maakt het natuurlijk erg lastig om de donkere paden van andere culturen te bewandelen. Onze enige zaklamp die we dan bij de hand kunnen hebben is het nemen van eigen initiatief en genoeg lef om onbekende terreinen te exploreren.

Als student zijnde liep ik op mijn eerste collegedag de collegezalen binnen waar 300 andere medestudenten ieder zijn eigen plekje had gekozen op de collegebanken. Dat soort daadwerkelijk soort opzoekt werd mij hier duidelijk, want als oliedruppels op water zochten de meeste leden van de minderheidsgroepen elkaar op. Met mijn Turkse achtergrond op zak mengde ik mij tegen alle verwachtingen in tussen een groepje multiculturele studenten. Ik zat niet bij mijn Turkse medestudenten, wat deed ik nou?!

Het feit is dat we (of we het willen of niet) genoodzaakt zijn om elkaar beter te leren kennen. We moeten er zelfs verdomd snel mee zijn! Als ongekend onbemind maakt, moeten wij als een speer in intercultureel dialoog met elkaar. Als je zelf wilt weten hoe divers jou vriendenkring is hoef je alleen in je telefoonboekje te kijken; heb je een multiculturele lijst, dan ben je goed op weg.

Een schitterende weg waar je je als individu enorm kan verrijken en op een gegeven moment ben je naast dat je Nederland bent ook een Turk, Marokkaan, Surinamer, Antilliaan, Hindoestaan, Chinees et cetera. Je weet en begrijpt waarom koeien zo heilig zijn in India, waarom Turken zo enorm trots zijn op Turkije en waarom Chinezen met stokjes eten. Op een gegeven moment gooi je je eentonige zwarte bril op zij, een bril waarmee je altijd alles eenkleurig hebt gezien en waarmee je (enigszins) met vooroordelen naar je medemensen hebt gekeken. Door deze brillen af te zetten zullen we ook anders naar elkaar kijken, we begrijpen elkaar beter, hebben meer respect, hebben elkaar meer lief en tolereren veel meer.

We hoeven niet hetzelfde te zijn, maar we kunnen elkaars handen vast hebben en als mede reizigers het Pad van het Leven bewandelen!

Yahya Gül
Student Geneeskunde Erasmus Universiteit Rotterdam


Datum:         1 april 2011
Auteur:        Yahya Gül

Dialoog Academie, Vrijdag 1 April 2011

Religie ging ‘publiek’ in de jaren tachtig in verschillende publieke sferen. De massamedia, sociale wetenschappers, politici en het ‘publiek’ in zijn algemeen begonnen meer aandacht te schenken aan religie. Religie verliet zijn toegeschreven plek in de private sfeer en gooide zich in de publieke arena van het morele en politieke debat. José Casanova, één van de nieuwe generatie sociologen die met een nieuw paradigma wil komen, constateert vier op het eerste gezicht ongerelateerde ontwikkelingen die religie de wereldpubliciteit gaven en die het opnieuw doordenken teweeg bracht van zijn plaats en rol in de moderne wereld: de islamitische revolutie in Iran, de opkomst van de beweging van Solidariteit in Polen, de rol van het katholicisme de Sandinista revolutie en in andere politieke conflicten doorheen Latijns-Amerika en de heropkomst van protestants fundamentalisme als een politieke kracht in Amerika.

Ook waren er verschillende religieuze conflicten in het Midden-Oosten, Noord-Ierland, voormalig Joegoslavië, India en de voormalige Sovjet Unie. Religieuze activisten en kerken waren sterk betrokken bij de strijd voor vrijheid, rechtvaardigheid en democratie doorheen de hele wereld. Na de val van het socialisme leek vrijheidstheologie de laatste ideologie met globale impact en pretenties.[1]

Natuurlijk waren er ook vele andere religieuze fenomenen, maar deze worden niet genoemd door Casanova, omdat ze, volgens hem, niet relevant zijn voor het begrijpen van de moderniteit. Dit zijn het soort voorbeelden die door Luckman geclassificeerd worden als voorbeelden van ‘private’ vormen van religie of ‘invisible religion’. Zulke religieuze fenomenen vormen geen uitdaging of bedreiging voor de dominante machtsstructuren of de dominante paradigma’s. Voorbeelden hiervan zijn de new age spiritualiteit, televangelisme, de groei van religieuze sekten met de hun omringende controverses, de groei van evangelisch christendom in Amerika en de snelle groei van de islam in Westerse landen.

Casanova geeft toe dat de ontwikkeling die hij schetst niet nieuw is. Het is al lang gaande dat er nieuwe religieuze stromingen ontstaan, dat er religieuze experimenten plaatsvinden en er sprake is van een nieuw religieus bewustzijn. Wat echter wél nieuw en onverwachts is is de wereldwijde opleving van juist die tradities die de seculariseringthese toeschreef marginaal en niet relevant meer te zijn voor de moderne wereld en dat deze transcontinentaal en binnen vrijwel alle grote wereldreligies plaatsvindt.[2]

De centrale thesis van Casanova’s boek is dat we te maken hebben met een ‘deprivatisering’ van religie in de moderne wereld (een term die hij onelegant noemt, maar die we, bij gebrek aan beter, moeten gebruiken om dit nieuwe fenomeen te duiden). Met deprivatisering wordt bedoeld dat religies niet de marginale en geprivatiseerde rol accepteren, die hen toegeschreven is door theorieen van secularisme en moderniteit. Zij zoeken hun eigen wegen om invloed te hebben op de inrichting van de samenleving en maken claim op ruimte in het publieke domein.

Sociale bewegingen zijn ontstaan die of religieus van aard zijn of die in naam van de religie de legitimiteit en autonomiteit uitdagen van de primaire seculiere domeinen, de staat en de markteconomie. Daarnaast accepteren religieuze instituties en organisaties niet om zich te beperken tot de pastorale zorg van individuele zielen en stellen aanhoudend vragen bij de onderlinge verbondenheid tussen private en publieke moraliteit en zetten vragen bij de veronderstelde neutraliteit van subsystemen als de staat en de markten.

Één van de resultaten van deze ontwikkelingen is het duale en intergerelateerde proces van herpolitisering van private religieuze en morele sferen en een hernormativering van de economische en politieke sferen. Dit is het proces dat we de deprivatisering van van religie noemen. Met de term deprivatisering heeft Casanova een tweeledige bedoeling: een polemische en een descriptieve. Allereerst wil hij die theorieën van secularisering in twijfel trekken die de neiging hebben om niet alleen aan te nemen dat er sprake is van een privatisering van religie in de moderne, maar deze ook voorschrijven.

Wat één theorie van secularisering lijkt is eigenlijk opgebouwd uit drie verschillende proposities: secularisering als de afname van religiositeit, secularisering als differentiatie en secularisering als privatisering. Casanova geeft aan dat het noodzakelijk is om analytisch te differentiëren en om de drie hoofdaannames van het klassieke paradigma verschillend te evalueren. De aanname dat religie de neiging zal hebben om te verdwijnen met progressieve modernisering, een notie die bewezen is onhoudbaar te zijn als een generale empirische propositie, wordt genealogisch herleid naar de religiekritiek van het verlichtingsdenken. Casanova’s analyse bevestigt dat de these van de differentiatie van de religieuze en de seculiere sferen nog steeds de verdedigbare kern is van de theorie van secularisering. Maar het houdt de gerelateerde propositie dat moderne differentiatie noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een marginalisering en privatisering van religie, of dat publieke religies noodzakelijkerwijs de gedifferentieerde structuren van de moderniteit in gevaar brengen, als niet langer verdedigbaar.[3]

Casanova heeft een genuanceerd beeld. Hij is het wel degelijk eens met de vele kritieken die recentelijk opgeworpen zijn tegen de dominante theorieën van secularisering, maar hij onderschrijft niet de visie dat de secularisering in zijn geheel een mythe is. De kern van de seculariseringthese was de differentiatie en emancipatie van de publieke domeinen ten opzichte van religieuze instituties en normen en deze blijft valide. Maar de term ‘deprivatisering’ wil ook betekenis geven aan de opkomst van nieuwe historische ontwikkelingen, die, op zijn minst kwantitatief, wijzen op een ‘terugdraaing’ van wat seculiere trends leken te zijn. Religies wereldwijd betreden de publieke sfeer en de arena van politieke belangen, niet alleen om hun traditionele belangen en interesses te verdedigen, zoals voorheen, maar ook om te participeren in en een bijdrage te leveren aan de daadwerkelijke worsteling om de grenzen tussen de private en publieke sferen te definiëren en te stellen.

Casanova geeft aan dat we twee lessen kunnen leren van religie in de jaren tachtig: dat religie hier is om te blijven, daarmee implicerende dat er een einde is gekomen aan de door de verlichting gekoesterde droom van het einde van de religie ten behoeve van een universele rationaliteit. En dat het zeer waarschijnlijk is dat religies een blijvende en significante publieke rol zullen blijven spelen in de voortgaande constructie van de moderne wereld. Deze tweede les in het bijzonder dwingt ons om ons systematisch te herbezinnen op de relatie tussen religie en moderniteit en, nog belangrijker, de mogelijke rollen die religies zouden kunnen spelen in de publieke sferen van moderne samenlevingen.[4]

 
[1] Casanova, ‘Public religions and the modern world’

[2] Casanova, ‘Public religions and the modern world’

[3] Casanova, ‘Public religions and the modern world’

[4] Casanova, ‘Public religions in the modern world’

Dr. Marlies ter Borg, Vrijdag 1 April 2011

In the complexity of today’s world, social conflicts between people of different religious and cultural backgrounds are causing considerable turmoil and challenges to social cohesiveness. This pluralism is seen to harbor potential problems on the national and international scale.

Radical or moderate Islam?
Islam is often blamed for making things worse. But the radical movements that hit the headlines are not the only manifestation of Islam. There are also broad moderate or liberally minded movements which, through their peaceful activities, are unlikely to make it to the mass media.

One example is the movement based on the teachings of M. Fethullah Gülen (b.1941), a contemporary Turkish Islamic scholar living in the USA. Gülen, son of the village’s Qur’an teacher, is a progressive and pious Muslim, whose ideas are rooted in the Qur’an. One could even argue that Gülen and his moderate followers are closer to the essential message of Islam than extremists are. Indeed the ideal of following a moderate way’ is to be found in the Qur’an itself. Gülen explicitly condemns the use of force, advocating peaceful coexistence and dialogue.

Not political
The Gülen movement is not a political organization. It is not directed towards political power or

pressuring the powers that be. It has neither formal leadership, nor the internal power struggles such leadership often entails. There is no flow of commands from the centre to the lower levels. There are no formal rules or sanctions to those doing their own thing in their own way. Indeed voluntariness is a leading principle in all the movement’s activities. Thus when Gülen speaks on public issues, he does so only as a moral ‘leader’, not on behalf of the movement itself. The Gülen movement is not an ideologically driven organization. It might irritate outsiders that there is no list of members, no executive board with an office and formal address. This absence of the usual paraphernalia of power might generate in the minds of outsiders, a sense of secrecy. However the activities of Gülen followers are open for all to see, they have nothing to hide. They are invisible only respecting their “official” status of Gülen follower. There simply is no such official status. They do not wear uniforms or badges or any other outer sign of membership. In fact there are no members, no official organization; just a worldwide network of like-minded people, putting their ideas into practice in a variety of ways. The essence of this movement is its lack of imposed structure, and its emphasis on multiple initiative by volunteers. It is therefore called “The Movement of Volunteers”.

Not anti-Western
Again the Gülen movement differs from radical Islam in that it is not anti-Western. Islam and the West are seen as complementary. Gülen argues that both Western and Islamic views are needed for the new Muslim generation. If the West stands for the mind of the human being, while the East represents his or her heart. The former is based on rationality and science, while the latter primarily refers to spirituality and internal personal values. I am not talking here about the ego centered “personal development” ideals of modern commerce –(artificial) beauty, sexual desire, commercial success –, but about values that transcend the ego, and lead to binding and bonding with other people rather than striving to beat them. Gülen brings the wisdom of the West and the East together in dialogue and education. He holds that formal education will enlighten people’s minds, and dialogue will adorn their hearts with moral values, leading them to the observance of basic human rights.

Tolerant and inclusive
Gülen’s conviction that establishing dialogue and building peace and security are part and parcel of the proper expression of an Islamic way of life. It is not surprising therefore that the movement’s participants organize interfaith and intercultural dialogue with other faith communities and convictions in order to minimize religious and cultural conflicts. Dialogue is the key method used by this Volunteers movement to facilitate social cohesion and inclusiveness. The movement sees dialogue as the first major stepping-stone to collaboration between the world’s major religions. Here again it builds on the idea to be found in the Qur’an that God created humankind in pluriformity so that we might know each other. The ultimate meaning of the cultural and spiritual differences between human beings is that they might build cooperative relationships, not raise themselves us up in pride and enmity.

Education
The Movement of Volunteers is spiritually inspired but also highly practical. Its activities are future oriented, directed especially to the new generation. Its participants have established thriving schools and even universities in a variety of countries. These include countries in which ethnic and religious conflict plays a distorting role, such as Albania, Kosovo, Macedonia, the Philippines, Banda Ache, Georgia, and Northern Iraq. The schools initiated by the members of the movement are not religiously defined, but schools, serving people of all faiths and nationalities. It is in this decentralized educational effort that the movement has had its greatest success. It has also invested in the development of cultural centers, as well as the media, in Turkey, Africa, North and South America, the Caucasus and—after the collapse of the Soviet Union in 1991—in the Central Asian regions. Openness and dialogue are central values. As a result of the movement’s projects, a new generation is being raised with a good education, ethical values, empathic acceptance of others, well versed in several languages, and with prospects for good jobs and higher socioeconomic status.

Finances
One might wonder how all these efforts are financed. The answer is, from donations and investments by the members themselves. The offering of a part of one’s money for social goals is a central obligation of Muslims, formulated many times in the Qur’an as ‘zakat’. As a means of spiritual purification, it is considered as essential as the ‘salat’, the obligation to pray. Thus the Gülen movement offers modern Turkish citizens, some of whom are successful businessmen, an interesting opportunity to fulfill this central religious obligation. Turkish Muslims have been known for their generosity towards cultural and social goals, and the Gülen movement excels in this characteristic. Again, the finances are given in a decentralized way, and the projects they make possible are local in character.

‘Glocal’ initiatives
The idea behind these initiatives however surpasses the local level. Gülen’s followers are more ambitious. With their locally financed and locally based projects they hope to contribute to development and world peace. They are educating a new generation in the art of accepting and respecting the other, listening to and learning from others in dialogue. Gülen argues that respecting differences is essential to avoid mutual destruction. Thus the Movement’s activities serve as a contribution both to modernization and to social cohesiveness between Muslims and non-Muslims in a globalized and interdependent world.

Prof. dr. Paul Weller, Vrijdag 1 April 2011

As Europe heads deeper into economic recession, political crises and loss of social equilibrium, an increasingly diverse continent faces potentially serious challenges to cohesion, justice and equity.
The Europe of history, rather than of ideology, has always been a context for religious and cultural diversity, with a longstanding and substantial presence of Jews and Muslims, as well as Christians. But there have also always been ideological attempts to deny and/or destroy that diversity. This began when pre-Christian pagan traditions were replaced with Christianity –often (though not always) by means of force.

It continued when the flowering of Christian, Jewish and Muslim culture in the Iberian Peninsula was rolled back by the advance of a militant Catholicism that could not countenance the peaceful coexistence in a single geographical space of the three “Peoples of the Book.”

Within living memory there was industrialized genocide and the attempted liquidation of the Jews in Europe under the aegis of Nazi Germany and its collaborators, while in the 20th century there were the attempts at “ethnic cleansing” of Muslims in the Balkans.

Finally, among those claiming to act in the name of Islam against the actions (Afghanistan and Iraq) and inactions (Palestine) of “the West,” there have been the bombings in Madrid (2004) and in London (2005).

Living with diversity
Against this background, and bearing in mind that social crises can all too easily follow from economic and political ones, it is critically important for the Europe of the coming decades to find a way to live at ease with its diversity. In particular, this means overcoming the worrying developments of Islamophobic scapegoating that can be observed in some countries and that will end only in suffering for Muslim minorities and a cultural impoverishment for all.

Muslims form the largest religious minority in Europe. A substantial proportion of these are of Turkish ethnic background, and Turkey is a majority Muslim state that is in a “special relationship” with the European Union. Because of these factors, and in the context outlined above, an important sign of hope for the future of an inclusive Europe comes from the teaching of the Turkish Muslim scholar Fethullah Gülen, who is currently resident in the US, as well as from the civil society initiatives found across Europe that have been inspired by his teaching.

Akbar Ahmed, the Ibn Khaldun Chair of Islamic Studies at the American University in Washington, D.C., and former Pakistani high commissioner in the UK, identified Gülen as a key “role model” for contemporary Muslims. In Ahmed’s book “Journey Into Islam: The Crisis of Globalization” (Brookings Institution Press, Washington, D.C., 2007), which was written on the basis of anthropological fieldwork and questionnaire results, Gülen is identified as one of the most influential Turkish Islamic figures of his generation.

Gülen’s influence among Muslims comes first and foremost from the fact that his teaching is thoroughly Islamic, being rooted in a deep and profound engagement with classical Islamic scholarship. He is therefore not a “reformist” in any sense that might make traditionalist Muslims suspicious that he is selling out the distinctiveness of Islam.

Knowledge in a contemporary context
While “traditional,” Gülen is himself not “traditionalist.” For example, in his native Turkey he recommended the building of more schools before the building of any more mosques. In doing so he was taking the traditional Islamic theme of the importance of knowledge, or ilm, and translating it into the contemporary context, resulting in over a thousand schools being founded throughout the world by those inspired by his teaching.

As well as being properly traditional, Gülen’s teaching is also informed by a Sufi Muslim heritage that, while rooted in the distinctiveness of Islam, is ready to identify goodness wherever it is found. This is the approach of the 13th century Muslim mystic Jalal al-Din Rumi, reflected in his famous saying that “one of my feet is in the center and the other is in 72 realms [i.e. in the realm of all nations] like a compass.” Of this, in his important book “Towards a Global Civilization of Love and Tolerance” (The Light, 2004), Gülen said of Rumi that “he drew a broad circle that encompassed all believers.”

Thus many of the organizations inspired by Gülen’s teaching are committed to the promotion of dialogue with Christians, Jews and people of other religious faiths. As an example of this, it should be noted that the Gülen-inspired popular magazine called The Fountain has opened its pages to Christian authors to, among other things, provide an exposition of key texts in the Christian scriptures.

This openness towards providing a platform for voices from other religions within a magazine that is primarily read by faithful Muslims is indicative also of an even wider spirit of inclusivity that stretches to embrace not only those of other religious faiths, but also those of no faith. For example, the Dialogue Society in London, which is inspired by Gülen’s teaching, has more atheist and agnostic members of its Advisory Board than it has Muslims.

Importantly, Gülen’s Islamic teaching and practice was developed in the forge of Turkey’s 20th century project to create a secular state, as initiated by the Turkish nationalist revolution of Mustafa Kemal Atatürk. That project became an ideologically “secularist” one, locked in symbiotic conflict with an “Islamist” reaction.

So, arising from that context, Gülen has criticized a politics rooted in a philosophically reductionist materialism. But he has also argued that Islam and democracy are compatible and he encourages greater democracy within Turkey. He also argues that a secular approach that is not anti-religious and allows for freedom of religion and belief is compatible with Islam.

While especially within Turkey there are those who argue that the movement inspired by Gülen’s teaching harbors secretive aims to take over the state and to impose Islamic rule, Gülen himself has criticized the instrumentalization of Islam for political ends. In this, he insists Islam does not need an Islamic state to flourish and that the politicization of Islam will only damage the state, society and also Islam itself.

Gülen has been robust and unequivocal in his condemnation of terror attacks conducted in the name of Islam. But his commitment to dialogue is not reactive to these. Rather, it is based upon the deep wells of authentic Islamic tradition rooted in the Quran and teaching and example of the Prophet Muhammad. Precisely because of this, Gülen’s teaching and the initiatives inspired by it offer a robust challenge to the terrorist appropriation of Islam. In the words of the title of a publication by the Dialogue Society in London, they offer the possibility of “Deradicalisation by Default: The ‘Dialogue’ Approach to Rooting out Violent Extremism” (Dialogue Society, London, 2009).

Striving for peace and the common good
In his teaching and his writing, Gülen emphasizes the importance of a shared humanity in striving for peace and the common good. He argues that we are human beings first of all, and only then Muslims, Christians, secularists or others. While to some this may seem unexceptional, it is important to understand that Gülen articulates this from an Islamic perspective.

Of course, the process of translating ideals into the kind of choices that need to be made in the context of ambiguities of history is a challenging one, fraught with dangers and difficulties, and is one in which outcomes cannot at the moment be known. But how these initiatives continue to develop is likely to be of considerable importance for the future of Islam, the future of Europe and the potential geopolitical role of Turkey as a bridge between historic civilizational zones. Among the practical examples that could be cited are the Journalist and Writers’ Foundation, the Intercultural Dialogue Platform and the Dialogue Eurasia Platform — each of which have brought people of religious and secular perspectives into dialogue together around matters of common concern.

Thus Gülen and the initiatives inspired by his teaching challenge the tendency found among some Muslims groups to separatist withdrawal from the wider non-Muslim society. By contrast, they offer a basis for Muslim engagement with the wider society based upon a confident and richly textured Islamic vision. That vision also draws upon the historical wealth of a multicultural civilizational history to argue that neither Turkey nor the European Union have anything to fear, but have much to gain, from a future of full Turkish membership in the EU.

In the meantime, Fethullah Gülen’s teaching and the initiatives inspired by it offer an important Islamic sign of hope for an inclusive Europe.

*Paul Weller is professor of inter-religious relations at the University of Derby in the UK, and, along with İhsan Yılmaz, the editor of the forthcoming (January, 2012) book “European Muslims, Civility and Public Life: Perspectives on and From the Gülen Movement.”