Recensie: de moeizame weg naar een rechtsstaat
Het proces tegen Gülen . De naam van de islamitische intellectueel Gülen en zijn vrijwilligersbeweging (Hizmet) roept al jarenlang in binnen- en buitenland discussie op. Een discussie die in Turkije zelf uitmondde in een jarenlange juridische vervolging. De mensenrechtenactivist James C. Harrington (werkzaam bij The School of Law aan de University of Texas in Austin, USA) beschrijft in zijn boek “Worstelen met vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid en democratie in Turkije. De politieke processen en de tijd van Fethullah Gülen” de methoden en technieken die de gevestigde orde in Turkije aanwendde om de persoon Fethullah Gülen en deze beweging aan te pakken. Zo begon in 2000 in Ankara het proces tegen Fethullah Gülen. Het begin van een langdurige zaak die pas in 2008 zou eindigen met vrijspraak voor deze Turkse geleerde.
Harrington geeft eerst in vogelvlucht inzicht in de recente Turkse geschiedenis om de historische achtergronden te kunnen duiden van de vraag waarom deze vreedzame beweging met zo’n felheid te maken heeft gehad. Vervolgens geeft hij een overzicht van de opzet en werkwijze van het Turkse rechtssysteem om de moeilijkheden en het kafkaëske karakter van de jarenlange rechtsgang aanschouwelijk te maken. In de beschuldigingen werd de Gülen-beweging enerzijds weggezet als een groep anti-nationalistische samenzweerders, die als spionnen voor de Amerikanen proberen de Turkse rechtsstaat te ondermijnen en anderzijds als islamitische infiltranten die steeds meer volgelingen op centrale plaatsen in de samenleving wegzetten om zodoende op enig moment alle macht te kunnen overnemen en een islamitische staat te vestigen. Twee nogal tegenstrijdige aantijgingen, maar in de Turkse samenleving, die sterk in twee kampen verdeeld is, een doeltreffende werkwijze. Voor elk wat wils.
Islamofobie en de Gülen-beweging
De werkwijze sloeg ook direct aan in andere landen. In augustus 2011 liet het Center for American Progress (een onafhankelijke denktank en onderzoeksinstelling) een opzienbarend rapport verschijnen onder de titel “Fear, Inc. The Roots of the Islamophobia Network in the USA”. Daarin wordt uitgebreid belicht op welke manieren inlichtingendiensten en hun geestverwanten de publieke opinie weten te manipuleren. Inclusief de enorme kapitaalstromen die deze diensten en personen blijkbaar ter beschikking staan om elk anti-islamitisch geluid van voldoende financiën te voorzien. Geld dat overigens niet binnen de Amerikaanse staatsgrenzen blijft circuleren, maar ook overvloedig richting West-Europa vloeit.
De invloed van deze kapitaalstromen en het communicatie-bombardement dat daaruit wordt gegenereerd is overweldigend en uiterst effectief. Zeker in een wereld die na de Twin Towers en het daadwerkelijke islamitische fundamentalisme en terrorisme erg bevattelijk is voor elk bericht met een nieuwe bedreiging uit islamitische hoek. Het rapport heet niet voor niets “Fear, Inc”. Voor de complete buitenstaander is het onmogelijk waar en onwaar van elkaar te scheiden; zelfs van degenen van wie men mag verwachten dat ze beter geïnformeerd zijn is het, mild geformuleerd, de vraag of zij zich ook niet te veel hebben laten manipuleren. Opvallend vaak wordt weer verwezen naar wat Turkse bronnen en rapporten melden.
Een paar Nederlandse voorbeelden. In januari 2009 geeft Anita Fähmel, raadslid voor Leefbaar Rotterdam, een dossier uit over de beweging, dat een opsomming geeft van haar pogingen om twee jaar lang de beweging in Nederland te verbieden. In december 2010 bepleit het SP-Kamerlid Sadet Karabulut dat alle overheidssteun aan instellingen die aan de Gülen-beweging zijn gelieerd, wordt stopgezet. Ze spreekt over: intimidatie van kinderen, streng Turks nationalisme, religieus fundamentalisme, vrouwonvriendelijkheid en gerichtheid tegen elke integratie. En nog in maart 2012 schrijft Arjen van der Ziel, correspondent van De Volkskrant, in een van zijn bijdragen over “de schimmige Gülen-beweging, die wordt geleid door de conservatieve Turkse moslimgeleerde Fethullah Gülen, die in ballingschap in de Verenigde Staten leeft. De beweging runt een wijdvertakt netwerk van scholen, bedrijven en media en heeft de laatste jaren steeds meer macht veroverd in Turkije. Gülen-aanhangers hebben inmiddels veel invloed binnen de politie en de rechterlijke macht en bezetten sleutelposities in de overheid. Ze proberen nu ook greep te krijgen op de inlichtingendienst.” Eerder had schrijfster en journaliste Betsy Udink zich in soortgelijke bewoordingen in dezelfde krant uitgelaten.
Alle machinaties waarvan de Gülen-beweging in Turkije last ondervindt en die Harrington in zijn boek bespreekt, zijn in deze voorbeelden terug te vinden. Lees het boek van Harrington en het kan niet anders dan dat u in het vervolg iets anders denkt over de berichtgeving, ook in de betere Nederlandse dagbladen en tv-rubrieken.
Waarom is men in Turkije zo bang voor de Gülen-beweging?
Harington toont overtuigend aan dat het proces vooral gezien moet worden als het resultaat van de strijd tussen twee rivaliserende kampen in Turkije.
Enerzijds is er de gevestigde orde die een kleine honderd jaar geleden met de revolutie van Kemal Atatürk aan de macht kwam. Hun macht concentreert zich sterk in de media, het leger, de politie en de inlichtingendiensten. Als basiskenmerk gold aanvankelijk een sterke oriëntatie op Europa. Begin vorige eeuw kwam dat tot uiting door de vervanging van het Arabische schrift door het Latijnse schrift, de invoering van een burgerlijk wetboek, een strikte scheiding tussen kerk en staat, invoering van de vrije zondag in plaats van de vrije (islamitische) vrijdag, invoering van algemeen kiesrecht, afschaffing van het kalifaat, ontbinding van de moslim-broederschappen, de verturksing van de gebeden in de moskee en invoering van bepaalde kledingsvoorschriften en -verboden. De elite uit dit kamp schroomde niet naar het middel van een staatsgreep te grijpen zodra de verworvenheden van de revolutie, en niet te vergeten hun eigen machtspositie, in gevaar kwamen.
Anderzijds is er het kamp dat streeft naar verdergaande democratisering, waarbij ook meer ruimte mogelijk is voor religie. Het eerste betekent al een flinke bedreiging voor een sociaal-economische machtspositie. Ook de sterk antireligieuze houding staat echter onder druk. Honderd jaar kemalistische revolutie heeft niet ongedaan gemaakt dat Turkije nog steeds een overwegend islamitisch land is en dat mensen daaraan vrijelijk uiting willen geven. Op zichzelf voor het ancien régime al voldoende aanleiding deze ontwikkeling argwanend te bekijken. In een tijd dat het Midden-Oosten echter een turbulente periode doormaakt, wordt dat als zeer bedreigend gezien en wordt al snel gevreesd dat gaat gebeuren wat in enkele buurlanden is gebeurd of heel erg dreigt: afschaffing van de bovengenoemde verworvenheden. Om zichzelf te legitimeren wordt geroepen dat de regering een terugkeer naar een islamitische staat wil. Die roep is in Turkije zo goed als afwezig, maar wordt wel veelvuldig als serieuze bedreiging aangevoerd.
In essentie is het dus een tweestrijd waarbij het er om gaat te komen tot een voor iedereen acceptabele scheiding van kerk en staat. Een proces dat we in West-Europa ook niet zonder conflicten doorlopen hebben en dat overigens ook nog steeds niet overal als een gesloten hoofdstuk wordt beschouwd. De Gülen-beweging met zijn miljoenen goed opgeleide aanhangers en met al haar scholen, dialoog centra en media zit midden tussen deze twee kampen. Uit alles spreekt de wil de democratische verworvenheden te willen behouden en uit te bouwen, de overtuiging dat opleiding en dialoog de instrumenten zijn om vooruitgang de bewerkstelligen en ook de wens mensen de vrijheid te gunnen om uiting te geven aan hun religieuze gevoelens, hun culturele achtergrond en hun politieke gezindheid. Eigenlijk dus de ideale partij om als brug te dienen tussen beide partijen. Maar blijkbaar dus ook voor beide partijen een bedreiging.
Recensent: Frans van den Muijsenberg