Berichten

Op donderdag 16 oktober organiseerde Platform INS een trainingsdag voor de studenten van Hogeschool Utrecht vol met dialoog en diversiteit. Een groep studenten van de minor Islam namen hieraan deel.

De dag begon met een bezoek aan de Pelgrimsvaderkerk in Rotterdam. Dominee Martijn van Laar ontving de studenten en vertelde over bepaalde rituelen en symbolen binnen de kerk. Vervolgens ging hij in op de dialoog tussen moslims en christenen. Zeven jaar geleden is hij in contact gekomen met Alper Alasag van Platform INS en na een paar ontmoetingen smaakte dat naar meer. Daaruit is een cursus tot stand gekomen wat “Profeten in de Koran en Bijbel” heette. Daarmee wisten Martijn en Alper honderden moslims en christenen te bereiken. Dit initiatief bestaat nog steeds. Martijn van Laar benadrukte verder het belang van wederzijds vertrouwen in de dialoog. Zonder in elkaar te vertrouwen kun je niet de diepgang in de dialoog bereiken.

Na het kerkbezoek werden de studenten verwelkomd bij Platform INS.  Hier kregen de deelnemers een korte presentatie over de organisatie en de Gulenbeweging.

Na de presentatie werd de documentaire “The Imam and the Pastor” getoond. Deze documentaire laat zien hoe Imam Ashafa en Pastor James zich inzetten voor vrede tussen de verschillende geloofsgemeenschappen in Nigeria die voorheen met elkaar oorlog voerden. In de film is verder te zien hoe Imam Ashafa en Pastor James hun haat achterwege laten en deze omvormen tot wederzijds begrip. Na afloop werd er aan de studenten gevraagd wat zij van de film vonden. Een student reageerde verbaasd: “Ik wist niet dat je via de interreligieuze dialoog zoveel kunt bereiken.”

In de laatste sessie van de dag kregen de deelnemers een korte inleiding over de thema “Islamofobie en discriminatie”. Er zijn een aantal kenmerken van Islamofobie zoals dat Islam en moslims over een kam worden geschoren, als de ‘ander’ worden gezien en dat discriminatie daaruit voortvloeit. Islamofobie heeft een aantal uitingsvormen in de Nederlandse context zoals ‘Islamisering van Nederland’, ‘massa-immigratie’ en ‘de onderdrukking van vrouwen’.

De studenten zeiden na afloop de themadag heel inspirerend en relevant te vinden. De film “The Imam and the Pastor” vonden de deelnemers het meest interessante onderdeel.

Op 14 mei 2014 vond er een spoeddebat plaats in de Tweede Kamer over de Gülenbeweging. Enkele beweringen die werden gemaakt werden gefundeerd op het wetenschappelijke onderzoek van Martin van Bruinessen die in 2009 in opdracht van de Tweede Kamer onderzoek naar deze beweging deed. Het is jammer dat zijn onderzoek onvolledig werd aangehaald, waardoor er een verkeerde indruk kan ontstaan over de conclusies uit dit onderzoek. Daarom willen wij hier puntsgewijs de beweringen (zoals deze in verschillende berichten zijn verschenen) aanhalen en hoofdzakelijk Van Bruinessen aan het woord laten bij de beantwoording van deze beweringen.

Antwoorden uit het onderzoek van Van Bruinessen

Het onderzoek van Van Bruinessen is naar zijn zeggen gebaseerd op “directe observaties van activiteiten en interacties tussen leden van de beweging en uit een reeks diepte-interviews met personen die nu of in het verleden op enige wijze bij de beweging betrokken waren, als scholier of student in een internaat of studentenhuis, als sympathisant die weleens bijeenkomsten bijwoont, als organisator van activiteiten of als ondernemer die deze activiteiten financieel ondersteunt” (Van Bruinessen 2010, p.9).

De recente beweringen en oude antwoorden daarop door Van Bruinessen:

Bewering 1: “Een groot deel van de Kamer is bezorgd over mogelijke indoctrinatie door de Turkse Gülenbeweging”

“[De Gulenbeweging] doet geen pogingen die normen en devoties aan anderen op te leggen” (Van Bruinessen, 2010, p. 75).

Bewering 2: “moeten Gülen bestuderen in [studie]huizen”

Volgens onderzoek van gemeente Amsterdam verblijven in deze huizen alleen maar volwassen studenten. Aangezien het volwassenen betreft kan men er vanuit gaan dat er geen dwang plaats kan vinden aangezien zij vrij zijn te bewegen zoals zij dat wensen. Dit onderschrijft Van Bruinessen middels het volgende: “Niet alle studenten die uitgenodigd waren om in de studentenhuizen te blijven waren praktiserende moslims. Alhoewel er geen expliciete verplichting was om mee te doen met de gemeenschappelijke gebeden en leessessies, hebben de meeste nieuwkomers zich aangepast aan de gemeenschappelijke discipline. Degenen die zich niet aanpasten vertrokken na een korte tijd. Dit was het geval bij een Alevi student die zich oncomfortabel voelde in deze omgeving ondanks de tolerante houding van zijn vrienden. Een paar anderen prefereerden te blijven in de dershane voor pragmatische redenen (lage huur) maar na hun studie hebben ze toch afstand genomen” (Van Bruinessen 2014, p. 175). De mensen die in deze huizen verblijven zijn dus vrij om te bewegen zoals zij dat wensen.

Bewering 3: “De organisatie heeft twee gezichten. Naar buiten seculier, naar binnen heel religieus…”

Het klopt dat het om moslims gaat die zich actief inzetten in wat als de ‘seculiere domein’ omschreven wordt. Mensen uit de beweging die zich inzetten ervaren deze dichotomie niet.

Van Bruinessen (2010) zegt hierover op pagina 73:“Kenmerkend voor de Gülenbeweging is de scheiding tussen de activiteiten in de publieke sfeer, die niet specifiek religieus zijn, en de expliciet religieuze vormen van devotie en verinnerlijking, die in de privésfeer van het internaat, de dershane, het zomerkamp en de huiskamer plaatsvinden. De publieke activiteiten – onderwijs, liefdadigheid, dialoog, ondernemerschap – staan niet los van de religieuze grondhouding die in de privésfeer wordt gecultiveerd, maar worden alle beschouwd als de uitvoering van religieuze plichten.De term hizmet, ‘het dienen’, verbindt beide sferen:maatschappelijke dienstverlening wordt als een vorm van devotie, dienen van God, gezien.”

Bewering 4: “ (vervolg).. de beweging is schadelijk voor de samenleving.”

Verschillende Kamerleden trokken in 2009 aan de bel en vroegen het onderzoek aan omdat zij van mening waren dat de beweging integratiebelemmerend zou zijn.

De conclusie van de onderzoeker wat integratie betreft luidt: “Er is echter een sterke ondersteuning van inspanningen om succes te boeken op school en bij voortgezette opleidingen. Deze instellingen hebben participatie in het onderwijs bevorderd. Naar uit de door de onderzoekers afgenomen interviews blijkt, vinden schoolverlaters en afgestudeerden uit kringen van de Gülenbeweging werk in zeer uiteenlopende sectoren van de arbeidsmarkt, en zeker niet uitsluitend in Turkse kring. We zijn bovendien geen enkel geval van werkloosheid tegengekomen. Op deze twee belangrijke indicatoren van integratie, schoolsucces en arbeidsparticipatie, blijken de internaten en dershanes dus geen belemmerende maar juist een bevorderende invloed te hebben.”

Bewering 5: “Er wordt gesteld dat de organisatie Turkse Nederlanders intimideert en zorgt voor segregatie”

Wat intimidatie betreft zie bewering 10.

Wat segregatie betreft: Dat de beweging integratiebevorderend is kan teruggelezen worden bij het antwoord op bewering 4.

Dat de beweging eerder dan segregerend juist unificerend is blijkt uit het feit dat de beweging erin slaagt mensen van allerlei verschillende gelederen bijeen te brengen, zoals ook wel blijkt uit Van Bruinessen (2010) zijn observatie op pagina 8: “Aan de debatfora en andere publieke bijeenkomsten die de beweging organiseert, nemen personen van zeer uiteenlopende achtergronden deel; opvallend is doorgaans de aanwezigheid van veel vrouwen zonder hoofddoek naast modieus bedekte” en op pagina 75: “In publieke activiteiten werken prominente leden van de beweging met opvallend gemak samen met mensen van zeer uiteenlopende achtergronden, waaronder ongelovigen.”

Bewering 6: “Een Kamerlid spreekt over een “wolf in schaapskleren” die streeft naar ondermijning van de waarden van de westerse samenleving.”

In 1992 maakte Gülen de destijds in Turkije controversiële uitspraak:  “Er is geen terugkeer van democratie.” Daarnaast zetten vele mensen uit de beweging zich met hun middelen(waaronder financiële) in, sinds 1998 in Turkije middels de Abant platform en in Nederland middels Platform INS, om onder andere problemen van minderheden, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting in kaart te brengen en te helpen bevorderen.

Van Bruinessen (2010) zegt op pagina 20: “Gülen nam ook het initiatief voor de zg. Abant-ontmoetingen die in 1998 voor het eerst plaatsvonden, een reeks ontmoetingen tussen vooraanstaande Turkse intellectuelen die het hele spectrum van seculier tot religieus en van links tot rechts vertegenwoordigden, en waar grote maatschappelijke thema’s in een vrije en open atmosfeer werden besproken.”

Bewering 7: Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken laat onderzoeken of de beweging van de Turkse islamitische prediker Fethullah Gülen de integratie van Turkse Nederlanders beïnvloedt

Zie antwoord bewering 4.

Bewering 8: “Volgens een Kamerlid vinden veel Turken het moeilijk om eruit te stappen of kritiek op de beweging te leveren.”

Bruinessen (2010) op pagina 55; “Er zijn geen aanwijzingen dat het mensen die willen uittreden [uit de Gulenbeweging] bijzonder moeilijk gemaakt wordt, zoals door de buitenwacht wel is beweerd.”

Bewering 9: “Als ik kritisch ben krijg ik de vreselijkste termen naar mijn hoofd. Nu ben ik niet zo bang, maar veel Turkse Nederlanders wel.”

Wat intimidatie betreft kan het volgende gezegd worden: Vaak wordt er gebruik gemaakt van anonieme bronnen die aangeven geïntimideerd te zijn, maar hier geen aangifte van hebben gedaan. Hierdoor kan er niet nagetrokken worden of er daadwerkelijk sprake is van intimidatie.

Van Bruinessen (2010) op pagina 9: “de meest controversiële informatie aantreft. Dit betreft o.a. anonieme getuigenissen van voormalige leden van de beweging, samenzweringstheorieën van tegenstanders, en gedetailleerde informatie over de structuur en de vermoede verborgen agenda van de organisatie. In de meeste gevallen valt deze informatie niet uit onafhankelijke bron te bevestigen, en de waarde van deze internetbronnen is daarom gering.”

Als voorstanders van vrijheid van meningsuiting keuren wij vanuit de Gülenbeweging intimidatie absoluut af. Wij zijn het met minister Asscher eens wat betreft zijn uitspraak: “Alleen als er concrete aanwijzingen zijn dat er iets mis is, kan de overheid ingrijpen. Het is dan wel nodig dat daarvan aangifte wordt gedaan.” Alsmede roepen wij mensen op die dit ervaren hebben aangifte te doen en zijn wij hier bovenop voorstander van strafrechtelijke vervolging van mensen die zich hieraan schuldig maken. Echter zijn we ervan overtuigd dat, net als dat tot op de dag van vandaag dit niet is gebeurd, er geen instanties zullen zijn waarop intimidaties vanuit de Gülenbeweging plaats hebben gevonden. Aangezien de desbetreffende Kamerlid aangeeft hier direct mee te maken hebben gehad, nodigen wij haar hierbij uit en steunen wij haar bij aangifte te doen van mensen die haar hebben geïntimideerd.

 

Een mogelijke verklaring voor het feit dat sinds 2009 herhaaldelijk, ondanks bewijs van het tegendeel, onderzoek naar de Gülenbeweging gewenst wordt kan gevonden worden in Van Bruinessen zijn volgende verklaring:

“De actieve opponenten van de Hizmetbeweging in de Turkse gemeenschap in Nederland zijn maar een paar handvolle mensen – sommigen voormalig Maoisten en anderen Kemalisten – die een paar Nederlandse politici en journalisten vonden die ze graag wilden steunen tegen een campagne tegen de Hizmetbeweging. Alhoewel ze erin slaagden om enige twijfel en argwaan op te wekken in bredere cirkels, zijn ze er niet in geslaagd om de gemeentes te overtuigen om alle banden met Hizmetbeweging instituties te breken. Integendeel, de media campagnes tegen de Hizmetbeweging heeft de collectieve integratie/aanpassing in de Nederlandse samenleving versneld. De leden hebben zich meer geconcentreerd op activiteiten die als nuttig werden geacht door de Nederlandse contacten en de Nederlandse samenleving.” (Van Bruinessen 2014, p.169).

 

Tot slot

Dat er vijf jaar na het onderzoek van Van Bruinessen waarin hij de initiële verdenkingen ontkrachtte vooralsnog enkele aantijgingen herhaald worden, hierbij negerend dat zijn onderzoek in opdracht van de Kamer is gedaan, ervaren wij als bedroevend. Niet alleen omdat wij denken dat niemand hiermee gediend is, maar ook omdat wij het spijtig vinden dat er onnodig geld wordt uitgegeven aan nieuw onderzoek die oude conclusies herhalen dan wel bevestigen.

Vicepremier Asscher vindt dat de Gülenbeweging transparanter moet zijn over haar activiteiten en de interne organisatie. Ik onderschrijf dat en wil benadrukken dat de Gülenbeweging zich daar al een enige tijd op focust. Binnen dit kader hebben Gülen-sympathisanten al stappen genomen gericht op meer transparantie. Zo zijn onlangs de websites www.fethullahgulen.nl en www.gulenbeweging.nl  gelanceerd. Daarnaast is een lezingenreeks over Gülen, zijn gedachtegoed en de Gülen-beweging gegeven. Ook is in het verleden een aantal keer conferenties georganiseerd om een platform aan wetenschappers te bieden die de Gülen-beweging in kaart willen brengen.

Gülen-sympathisanten zullen zich blijven inzetten voor onderwijs, integratie en dialoog. Het doel is om op die manier een positieve en pro-actieve bijdrage te leveren aan onze samenleving. Gülen-sympathisanten prefereren kritiek op hetgeen zij doen of zeggen eerder in plaats van verdenkingen en mogelijke scenario’s waarvan zij niet kunnen bewijzen dat zij daar niet voor staan. Indien mensen op basis van hetgeen zij doen en zeggen een idee hebben hoe zij kunnen groeien, is opbouwende kritiek meer dan welkom.

 

Bronnen:

Bruinessen, M.M. van (2010). De Fethullah Gülenbeweging in Nederland. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Bruinessen, M.M. van (2014). The Netherlands and the Gülen movement. Sociology of Islam, Volume 1, Issue 3-4, pages 165–187

18 april 2013. Platform INS viert vandaag dat Fethullah Gülen, een inspiratie voor veel van onze vrijwilligers en donateurs, door TIME Magazine genoemd wordt als een van de meest invloedrijke mensen ter wereld in 2013. TIME erkent Gülen voor het verspreiden van een boodschap van tolerantie die hem vele bewonderaars in de hele wereld heeft opgeleverd. 

De ‘TIME 100’ 2013 noemt wereldleiders zoals Barack Obama (VS), Xi Jinping (China), en het 15-jarige Pakistaanse meisje Malala Yousafzai dat ternauwernood een aanslag van de Taliban overleefde. In het verleden heeft TIME wereldleiders zoals de Dalai Lama, Paus Benedictus XVI en Aung San Suu Kyi uit Birma in de TIME 100 lijsten geëerd.

Gülen is een islamitische geleerde, schrijver en een voorstander van sociale rechten, die onderdelen van de islamitische traditie opnieuw geïnterpreteerd heeft met het oog op de hedendaagse behoeftes van moslims. Hij is de inspiratie achter de Gülen-beweging, een maatschappelijk initiatief dat aandacht vraagt voor mensenrechten, gelijke kansen, democratie, geweldloosheid en de acceptatie van religieuze en culturele diversiteit. De beweging brengt deze principes tot leven met onderwijs en vrijwilligerswerk en door het organiseren van dialogen tussen mensen.

Door de jaren heen hebben Gülen-vrijwilligers meer dan duizenden scholen gebouwd en studenten bij hun studie ondersteund. Met een focus op techniek, wiskunde, sociale wetenschappen, kunst en literatuur zijn de succesvolle scholen inmiddels in meer dan 100 landen te vinden – van Oost-Europa tot Afghanistan en Pakistan; van Zuidoost-Azië tot Australië en de Verenigde Staten, en in 49 Afrikaanse landen.

Meer informatie
Voor meer informatie over Fethullah Gülen en de Gülen-beweging kunt u contact opnemen met Alper Alasağ, een sympathisant van de Gülen-beweging en secretaris van het Platform INS. Deze organisatie is in oktober 2012 opgericht met als doel de burgerschapszin, maatschappelijke participatie, solidariteit en respect voor diversiteit in de Nederlandse samenleving te bevorderen. Platform INS put haar inspiratie onder andere uit de inzichten van Gülen. Alper Alasağ is te bereiken via telefoon 010 – 2400015 en mobiel 0658886141 en e-mail info@platformins.nl. Meer informatie over Gülen is te vinden op www.fethullahgulen.nl.

Recensie door prof. dr. Jan Bransen

Fethullah Gülen: moslim en mens

Een bespreking van B. Jill Carroll, Een dialoog tussen beschavingen. Gülens islamitische idealen en het humanistische discours, New Jersey: Tughra Books & Platform INS Publishing, 2013.

Jill Carroll schreef een boek met een prachtige titel: Een dialoog tussen beschavingen. Het is een titel die in de huidige pluriforme en mondiale samenleving een grote urgentie heeft. En het is een titel met een prettige, positieve klank. Het gaat over beschavingen, over levensvormen waarin iets van de belofte van het menselijk bestaan gerealiseerd is. Het gaat niet over de ruwe, brute, kale rauwheid van een bestaan waarin ieder exemplaar van de menselijke soort voortdurend op de rand van de dood strijdt om te overleven. Nee, het gaat over culturen waarin dat rauwe bestaan op een veredelde manier gestalte heeft kunnen krijgen. En ja, die veredeling komt in veelvoud: er zijn meerdere manieren waarop het menselijk leven een beschaafde vorm kan krijgen. Het potentiële risico daarvan, dat we elkaar niet begrijpen, dat we elkaar niet respecteren, dat we elkaar willen veranderen en onszelf daartegen willen wapenen, dat risico krijgt in Carrolls titel ook een positieve klank. Het gaat niet over ruzie, conflict of strijd, maar over dialoog, over hoe mensen dat bijzondere, menselijke vermogen kunnen inzetten, onze taal, om elkaar juist wel te begrijpen, waardoor we niet hoeven strijden en ons niet hoeven wapenen. Carroll wil ons laten zien hoe veel wij met woorden voor elkaar kunnen krijgen, juist in een wereld waarin er sprake is van verschillende beschavingen.

Deze mooie en brede titel heeft een heel specifieke ondertitel meegekregen, een ondertitel die laat zien hoe die algemene belofte van het menselijk bestaan in een kleine uithoek van onze planeet een bijzondere concrete gedaante heeft gekregen: Gülens islamitische idealen en het humanistische discours. Dit boek gaat met andere woorden niet over alle mensen, maar over één mens. En dat is ook genoeg. Gülen is een voorbeeld, een fascinerend voorbeeld van hoe je mens kunt zijn, of misschien specifieker, van hoe je je als mens kunt oriënteren als je op een voorbeeldige manier probeert mens te zijn. In die zin gaat dit boek over iedereen, ook al gaat het alleen maar over Gülens idealen. En daar komt dan nog iets bij. Want Gülen is niet alleen een mens. Hij is ook een moslim. Hij probeert een voorbeeldig mens en tegelijkertijd een voorbeeldig moslim te zijn. Het bijzondere daaraan – en dat is het boeiende gegeven dat Carroll in haar boek probeert uit te werken – is dat ook al is Gülen een moslim, zelfs een hartstochtelijk overtuigde moslim, hij probeert als moslim tegelijkertijd een voorbeeldig mens te zijn, een voorbeeld niet alleen voor moslims, maar voor alle mensen. Wat daar bijzonder aan is, is dat Gülen in zijn werk laat zien dat dit in feite twee idealen naast elkaar zijn: moslim én mens. Een beschaafd mens leeft in een cultuur en zal daardoor altijd behalve mens ook moslim, of christen, jood, boeddhist, humanist, enzovoort zijn. Het besef van de pluraliteit van beschavingen doet voor Gülen niets af aan zijn volstrekte overtuiging dat hij behalve mens ook moslim is. Maar hij rekent er op, en wenst anderen dat toe, dat zij op hun eigen manier beschaafde mensen zullen proberen te zijn. Zij zullen daardoor niet alleen voorbeeldige mensen zijn, maar ook, tegelijkertijd, bijvoorbeeld hartstochtelijk overtuigde christenen, taoïsten, humanisten, of wat dan ook.

Gülen probeert anderen niet te bekeren. Ook al is hij een moslim en wenst iedereen toe dat hij als moslim geboren had mogen worden, toch probeert hij van mensen met een andere levensovertuiging geen moslims te maken. Hij laat zien hoe mooi het is, voor hem en volgens hem, om een moslim te zijn.

Gülen probeert zich ook niet te verdedigen, zich niet af te sluiten voor anderen. Hij wil als moslim kunnen genieten van, en kunnen spreken met, en luisteren naar de overtuiging van anderen, anderen die bijvoorbeeld jood of hindoe zijn en die hem en anderen willen laten zien hoe mooi het is, voor hen en volgens hen, om jood of hindoe te zijn.

Gülen probeert in gesprek te komen. Gülen probeert de dialoog tussen beschavingen op gang te brengen. Dat levert een intrigerende thematiek op die Jill Carroll met overtuiging in haar boek in kaart probeert te brengen. Een centrale kwestie daarbij is dat je weliswaar als mens – en in een beschaving dus altijd ook als moslim, jood, humanist, enzovoort – geboren wordt, maar dat het meeste werk daarna nog gebeuren moet. Gedurende zijn leven wordt een mens mens, en wordt een moslim moslim, een hindoe hindoe en een humanist humanist. De dynamiek die dat met zich meebrengt, zeker in een situatie waarin er daadwerkelijk sprake is van een dialoog tussen beschavingen, is misschien wel het boeiendste, maar ook moeilijkste onderdeel van het menselijk bestaan. Hoe kan ik een moslim worden als ik dagelijks in gesprek ben met, bijvoorbeeld, boeddhisten die boeddhist aan het worden zijn, met christenen die christen aan het worden zijn en met stoïcijnen die stoïcijn aan het worden zijn? Ik vind dat werkelijk een heel spannende vraag, een vraag waarop Jill Carroll in haar boek aan de hand van vijf belangrijke thema’s Fethullah Gülens antwoord uiteenzet. Het gaat dan om deze thema’s: intrinsieke menselijke waarde en morele waardigheid, vrijheid, het menselijke ideaal, onderwijs en verantwoordelijkheid. Gülens opvattingen over deze thema’s, en over wat ze voor een moslim én een mens te betekenen hebben, worden door Carroll uiteengezet in wat zij tekstuele dialogen noemt tussen enerzijds Gülen en anderzijds Immanuel Kant, John Stuart Mill, Plato, Confucius en Jean-Paul Sartre.

Dat levert een tekst op die ik lang niet altijd zo spannend vindt als de onderneming van Gülen zelf. Carroll doet haar best te laten zien dat Gülen het voor een groot deel – voor het belangrijkste deel – eens is met de gesprekspartners die zij opvoert. De tekst krijgt daardoor iets schools. Het wordt daardoor een soort inleiding in het werk van de vijf gesprekspartners, een beetje bekeken door de bril van een humanistisch geëngageerde, islamitische prediker uit Turkije. Dat is best interessant voor als je nog weinig van deze denkers weet. Maar ook dan moeten er toch een paar vragen komen opdoemen: waarom deze vijf? Hoe waarheidsgetrouw is Carrolls weergave? Zijn de accenten die ze legt verantwoord? Of zijn ze nogal eenzijdig? Carroll heeft zich immers voorgenomen vooral ook Gülen te presenteren als een belangrijke denker die beschouwd kan worden als een serieuze verkondiger van de belofte die ons menselijk bestaan in zich bergt.

Het boek hinkt dus eigenlijk op te veel verschillende benen. Bovendien concentreert Carroll zich wat mij betreft een beetje te veel op de antwoorden van Gülen, op zijn overtuigingen, op dat wat hij gewoon zeker weet. Dat is heel wat, en het is ongetwijfeld één kant van het werk van een officiële Turks-islamitische prediker. Helaas ken ik zijn werk zelf nauwelijks. Maar ik kan me goed voorstellen dat er ook een andere kant aan zijn werk is, een kant die toch ook wel hoort bij iemand die zo hartstochtelijk werkt aan een dialoog tussen beschavingen. Gülen zal toch ook goed moeten kunnen luisteren, en niet alleen preken. Hij zal toch ook zelf vooral gedreven worden door vragen, en niet vooral door antwoorden. Want het is me nogal wat, wat hij probeert te realiseren. Hij nodigt immers mij als het ware uit om met hem in gesprek te gaan, om dan samen met hem een voorbeeldig mens te worden, terwijl hij tegelijkertijd een voorbeeldig moslim probeert te worden en ik een voorbeeldig humanist. Dat is een heel mooi streven en ik dank hem voor de hypothetische, figuurlijke uitnodiging. Het is een uitnodiging die bij mij vooral ook veel vragen oproept. Want hoe kan hij nu een voorbeeldig mens worden en met mij in gesprek zijn terwijl hij ook hartstochtelijk probeert geen alcohol te drinken, meent dat God de echte bezitter van alles is, en dat mensen bereid moeten zijn te vechten en te sterven voor de heiligheid van het leven? Zo zal ook Gülen zijn vragen hebben. Want hoe kan ik nu een voorbeeldig mens worden en met hem in gesprek zijn terwijl ik ook graag een biertje en een glaasje port drink, serieus van mening ben dat het een misverstand is om te denken dat er heilige boeken bestaan en mij verzet tegen het idee dat God de bezitter van wat dan ook zou zijn?

Als ik de titel van Jill Carrolls boek had mogen lenen, Een dialoog tussen beschavingen, en er mijn eigen ondertitel bij had mogen plaatsen, Bransens humanistische idealen en het interreligieuze discours, dan had ik een boek geschreven dat zowel sterk zou lijken op Carrolls boek als er sterk van zou verschillen. Juist dat maakt voor mij het werk van Gülen interessant. Want ik had dan prima een boek kunnen schrijven over dezelfde vijf thema’s. Ik had de vijf grote, maar ook dode filosofen weggelaten, en ook Gülens antwoorden. Ik had vooral vragen gesteld, vragen die tot uitdrukking zouden brengen dat een dialoog tussen beschavingen vooral ook een kwestie is van goed leren luisteren. Goed luisteren. Ik denk zomaar dat Gülen dat kan. Zoals ik ook denk dat hij hele goede vragen kan stellen, vragen waarop ik niet zomaar antwoord heb, maar vragen die mij zouden uitnodigen om samen met hem op zoek te gaan. Een gezamenlijke zoektocht: dat is wat mij betreft waar Een dialoog tussen beschavingen op neer komt.

 

 

Recensie door dr. Gerrit Steunebrink

B. Jill Caroll, Een dialoog tussen beschavingen. Gülens humanistische idealen en het humanistische discours, voorwoord door Akbar S. Ahmed, New Jersey: Tugra Books 2013. Vertaald door Ingrid ten Bos.

Dit boek is een analyse van het gedachtegoed van de Turkse hervormingsdenker Fethullah Gülen. Het poogt Gülens denkwereld te begrijpen door haar te plaatsen binnen en te vergelijken met stromingen in het denken van het Westen en daar buiten die bijgedragen hebben aan het humanisme. Het boek presenteert Gülen dus allereerst als een humanist, dat wil zeggen als een denker die iedereen, ongeacht zijn religieuze richting, ook een atheïst, wat te vertellen heeft. Tegelijkertijd probeert de schrijver duidelijk te maken dat Gülens humanisme zijn wortels heeft in de islam. Zo wordt ook duidelijk dat islam en humanisme niet met elkaar in tegenstelling zijn. In dit opzicht is het een nuttig boek. Te vaak nog worden islam en humanisme als vijandig tot elkaar gezien. Te vaak wordt Fethullah Gülen in Nederland gezien als een fundamentalistische denker die in zijn internaten de moslimjeugd indoctrineert. Maar hij zoekt de dialoog. Fethullah Gülen is allereerst een islamitische hervormingsdenker. Al sinds de negentiende eeuw zoeken hervormingsdenkers in de islam naar een verzoening tussen de islam en de moderne, in het Westen ontwikkelde wetenschappen. Fethullan Gülen stamt zelf uit de hervormingsbeweging van Said Nursi. Hij heeft zich geconcentreerd op het onderwijs. In het onderwijsproject hoopt hij mensen op te voeden die de moderne wetenschappen een plaats kunnen geven binnen hun islamitische geloof en daarmee binnen een ethisch kader. De schrijfster probeert Gülens humanisme naar voren te halen door het te vergelijken met het denken van achtereenvolgens I.  Kant, J. S. Mill,  Plato en Confucius gezamenlijk en J-P. Sartre. Zij vergelijkt Gülens idee van de menselijke waardigheid met dat van Kant, zijn vrijheidsbegrip met dat van Mill, zijn ideeën over idealen en onderwijs met die van Plato en Confucius en zijn opvatting van verantwoordelijkheid met Sartre. Om dat goed te doen legt de schrijver in ieder hoofdstuk uitgebreid de ideeën van de desbetreffende filosofen uit. Maar dat heeft als nadeel dat, tegen de bedoeling in, de uitleg van de ideeën van Gülen zelf te kort komt. De lezer van dit boek krijgt geen beeld van het denken van Gülen in zijn geheel. Daarvoor moet je andere werken van Gülen lezen die in het Nederlands vertaald zijn, zoals ‘De smaragden van het hart’. Je hoort iets over de beroemde mysticus Rumi als inspiratiebron van Gülen, maar heel weinig over hoe Gülen zijn gedachten verbindt met de vormgeving van de islam in de moderne tijd. Je hoort ook niets over zijn ideeën van de Turks-islamitische synthese.

De hoofdstukken die volgens mij het meest inzicht geven in Gülens eigen gedachtewereld zijn de hoofdstukken over idealen en opvoeding bij Plato en Confucius. Daar komt de pedagoog Gülen naar voren die mensen wil vormen die verantwoordelijkheid kunnen dragen in de maatschappij. Daar vind je ook iets over de vormgeving. De goed gevormde mensen horen niet in de rol van regeerders of bestuurders op te treden maar in die van adviseurs. Een lezenswaardig boek dat tot denken aanzet, een bijdrage levert aan de dialoog, maar iets te weinig inleidt in het denken van Fethullah Gülen in zijn geheel.