Verslag: Trainingen islamofobie voor Politie Eenheid Den Haag
19 en 26 mei 2016
Wat verstaan we onder islamofobie? Wat zijn de kenmerken daarvan? En hoe uit zich dit in Nederland? Dit zijn enkele vragen die centraal stonden in de training “Islamofobie en discriminatie georganiseerd door Platform INS en Bureau discriminatiezaken uit Den Haag. Op 19 en 26 mei werden twee groepen politieagenten getraind in Leiden.
Het doel van de trainingen was het bespreekbaar maken van en bewustwording over het thema islamofobie en discriminatie. Het eerste deel van de training betrof een verkenning van het thema waarbij de definitie en kenmerken van islamofobie werden besproken. Trainer van Platform INS lichtte toe dat het hierbij niet enkel om “angst voor de islam” gaat, maar dat er ook gehandeld wordt uit deze angst; moslims worden gediscrimineerd en uitgesloten op basis van islamofobe gedachten.
De trainer van Platform INS maakte duidelijk dat islamofobie zich onder andere uit in het zien van moslims en de islam als “de ander”, inferieur aan “de westerse cultuur” en als “gewelddadig”, wat resulteert in gevoelens van “wij” versus “zij”. In het Nederlandse publieke debat komt islamofobie tot uiting in de thema’s “islamisering”, de “onderdrukking van vrouwen” en de “massa-immigratie”. Vervolgens presenteerde trainer Iohanna Sandu de kersverse cijfers van Bureau Discriminatiezaken over islamofobie in Den Haag en omstreken. De meldingen van islamofobie zijn verdubbeld in 2015 t.o.v. het jaar daarvoor.
Het tweede deel van het programma begon met een korte inleiding van Iohanna Sandu over vooroordelen en stereotypen. Zij legde uit dat mensen soms onbewuste associaties van de ander kunnen hebben zoals dat vrouwen altijd moeten schoonmaken en dat alle mannen handig zijn in allerlei klussen. Die associaties leiden er toe dat mensen in hokjes worden geplaatst.
Deze inleiding werd gevolgd door de oefening “Mechanismen van discriminatie”. De trainers legden uit wat deze mechanismen zijn. Zo heeft de ideologische dimensie van discriminatie betrekking op het stelsel van opvattingen over bijvoorbeeld de islam en moslims die discriminatie van moslims legitimeert. Denk aan de negatieve beelden die over moslims worden geproduceerd in de media. De institutionele dimensie heeft betrekking op het beleid van instituties, instellingen en organisaties dat er toe kan leiden dat moslims benadeeld worden. Verder heeft de interpersoonlijke dimensie betrekking op de negatieve opvattingen over moslims van individuen en de interpersoonlijke relaties tussen moslims en niet-moslims. Tot slot heeft internalisatie te maken met de geïnternaliseerde opvattingen die mensen over zich zelf kunnen hebben en die er toe kan bijdragen dat zij zich zelf onderdrukken.
Na een korte uitleg van deze theorie hebben de deelnemers in kleinere groepen casussen besproken m.b.t. islamofobie en hier oplossingen voor gezocht. Iedere groep besprak een dimensie van islamofobie en discriminatie. Het gezamenlijk bespreken van deze casussen zorgde voor een open en eerlijke discussie over het thema. Vooral de casus over internalisatie werd een bron van discussie. Dat ging over een vrouw die bij een kapper werkte en besloot een hoofddoek te gaan dragen. Deze vrouw was bang om haar baan te verliezen en besloot daarom haar hoofddoek af te doen. Vanuit de deelnemers klonken geluiden als: ‘waarom wil zij dit laten zien?’, ‘waarom wil die vrouw opeens hoofddoek dragen?’, maar ook reacties als ‘zij mag dat toch gewoon doen’.
De agenten gaven na afloop aan heel tevreden te zijn met de training. “Deze training zorgde voor bewustwording in het onderwerp islamofobie”, aldus een participant. Een andere deelnemer vond dat er een open sfeer tijdens de training en veel ruimte voor discussie.