Berichten

Op 14 mei 2014 vond er een spoeddebat plaats in de Tweede Kamer over de Gülenbeweging. Enkele beweringen die werden gemaakt werden gefundeerd op het wetenschappelijke onderzoek van Martin van Bruinessen die in 2009 in opdracht van de Tweede Kamer onderzoek naar deze beweging deed. Het is jammer dat zijn onderzoek onvolledig werd aangehaald, waardoor er een verkeerde indruk kan ontstaan over de conclusies uit dit onderzoek. Daarom willen wij hier puntsgewijs de beweringen (zoals deze in verschillende berichten zijn verschenen) aanhalen en hoofdzakelijk Van Bruinessen aan het woord laten bij de beantwoording van deze beweringen.

Antwoorden uit het onderzoek van Van Bruinessen

Het onderzoek van Van Bruinessen is naar zijn zeggen gebaseerd op “directe observaties van activiteiten en interacties tussen leden van de beweging en uit een reeks diepte-interviews met personen die nu of in het verleden op enige wijze bij de beweging betrokken waren, als scholier of student in een internaat of studentenhuis, als sympathisant die weleens bijeenkomsten bijwoont, als organisator van activiteiten of als ondernemer die deze activiteiten financieel ondersteunt” (Van Bruinessen 2010, p.9).

De recente beweringen en oude antwoorden daarop door Van Bruinessen:

Bewering 1: “Een groot deel van de Kamer is bezorgd over mogelijke indoctrinatie door de Turkse Gülenbeweging”

“[De Gulenbeweging] doet geen pogingen die normen en devoties aan anderen op te leggen” (Van Bruinessen, 2010, p. 75).

Bewering 2: “moeten Gülen bestuderen in [studie]huizen”

Volgens onderzoek van gemeente Amsterdam verblijven in deze huizen alleen maar volwassen studenten. Aangezien het volwassenen betreft kan men er vanuit gaan dat er geen dwang plaats kan vinden aangezien zij vrij zijn te bewegen zoals zij dat wensen. Dit onderschrijft Van Bruinessen middels het volgende: “Niet alle studenten die uitgenodigd waren om in de studentenhuizen te blijven waren praktiserende moslims. Alhoewel er geen expliciete verplichting was om mee te doen met de gemeenschappelijke gebeden en leessessies, hebben de meeste nieuwkomers zich aangepast aan de gemeenschappelijke discipline. Degenen die zich niet aanpasten vertrokken na een korte tijd. Dit was het geval bij een Alevi student die zich oncomfortabel voelde in deze omgeving ondanks de tolerante houding van zijn vrienden. Een paar anderen prefereerden te blijven in de dershane voor pragmatische redenen (lage huur) maar na hun studie hebben ze toch afstand genomen” (Van Bruinessen 2014, p. 175). De mensen die in deze huizen verblijven zijn dus vrij om te bewegen zoals zij dat wensen.

Bewering 3: “De organisatie heeft twee gezichten. Naar buiten seculier, naar binnen heel religieus…”

Het klopt dat het om moslims gaat die zich actief inzetten in wat als de ‘seculiere domein’ omschreven wordt. Mensen uit de beweging die zich inzetten ervaren deze dichotomie niet.

Van Bruinessen (2010) zegt hierover op pagina 73:“Kenmerkend voor de Gülenbeweging is de scheiding tussen de activiteiten in de publieke sfeer, die niet specifiek religieus zijn, en de expliciet religieuze vormen van devotie en verinnerlijking, die in de privésfeer van het internaat, de dershane, het zomerkamp en de huiskamer plaatsvinden. De publieke activiteiten – onderwijs, liefdadigheid, dialoog, ondernemerschap – staan niet los van de religieuze grondhouding die in de privésfeer wordt gecultiveerd, maar worden alle beschouwd als de uitvoering van religieuze plichten.De term hizmet, ‘het dienen’, verbindt beide sferen:maatschappelijke dienstverlening wordt als een vorm van devotie, dienen van God, gezien.”

Bewering 4: “ (vervolg).. de beweging is schadelijk voor de samenleving.”

Verschillende Kamerleden trokken in 2009 aan de bel en vroegen het onderzoek aan omdat zij van mening waren dat de beweging integratiebelemmerend zou zijn.

De conclusie van de onderzoeker wat integratie betreft luidt: “Er is echter een sterke ondersteuning van inspanningen om succes te boeken op school en bij voortgezette opleidingen. Deze instellingen hebben participatie in het onderwijs bevorderd. Naar uit de door de onderzoekers afgenomen interviews blijkt, vinden schoolverlaters en afgestudeerden uit kringen van de Gülenbeweging werk in zeer uiteenlopende sectoren van de arbeidsmarkt, en zeker niet uitsluitend in Turkse kring. We zijn bovendien geen enkel geval van werkloosheid tegengekomen. Op deze twee belangrijke indicatoren van integratie, schoolsucces en arbeidsparticipatie, blijken de internaten en dershanes dus geen belemmerende maar juist een bevorderende invloed te hebben.”

Bewering 5: “Er wordt gesteld dat de organisatie Turkse Nederlanders intimideert en zorgt voor segregatie”

Wat intimidatie betreft zie bewering 10.

Wat segregatie betreft: Dat de beweging integratiebevorderend is kan teruggelezen worden bij het antwoord op bewering 4.

Dat de beweging eerder dan segregerend juist unificerend is blijkt uit het feit dat de beweging erin slaagt mensen van allerlei verschillende gelederen bijeen te brengen, zoals ook wel blijkt uit Van Bruinessen (2010) zijn observatie op pagina 8: “Aan de debatfora en andere publieke bijeenkomsten die de beweging organiseert, nemen personen van zeer uiteenlopende achtergronden deel; opvallend is doorgaans de aanwezigheid van veel vrouwen zonder hoofddoek naast modieus bedekte” en op pagina 75: “In publieke activiteiten werken prominente leden van de beweging met opvallend gemak samen met mensen van zeer uiteenlopende achtergronden, waaronder ongelovigen.”

Bewering 6: “Een Kamerlid spreekt over een “wolf in schaapskleren” die streeft naar ondermijning van de waarden van de westerse samenleving.”

In 1992 maakte Gülen de destijds in Turkije controversiële uitspraak:  “Er is geen terugkeer van democratie.” Daarnaast zetten vele mensen uit de beweging zich met hun middelen(waaronder financiële) in, sinds 1998 in Turkije middels de Abant platform en in Nederland middels Platform INS, om onder andere problemen van minderheden, mensenrechten en vrijheid van meningsuiting in kaart te brengen en te helpen bevorderen.

Van Bruinessen (2010) zegt op pagina 20: “Gülen nam ook het initiatief voor de zg. Abant-ontmoetingen die in 1998 voor het eerst plaatsvonden, een reeks ontmoetingen tussen vooraanstaande Turkse intellectuelen die het hele spectrum van seculier tot religieus en van links tot rechts vertegenwoordigden, en waar grote maatschappelijke thema’s in een vrije en open atmosfeer werden besproken.”

Bewering 7: Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken laat onderzoeken of de beweging van de Turkse islamitische prediker Fethullah Gülen de integratie van Turkse Nederlanders beïnvloedt

Zie antwoord bewering 4.

Bewering 8: “Volgens een Kamerlid vinden veel Turken het moeilijk om eruit te stappen of kritiek op de beweging te leveren.”

Bruinessen (2010) op pagina 55; “Er zijn geen aanwijzingen dat het mensen die willen uittreden [uit de Gulenbeweging] bijzonder moeilijk gemaakt wordt, zoals door de buitenwacht wel is beweerd.”

Bewering 9: “Als ik kritisch ben krijg ik de vreselijkste termen naar mijn hoofd. Nu ben ik niet zo bang, maar veel Turkse Nederlanders wel.”

Wat intimidatie betreft kan het volgende gezegd worden: Vaak wordt er gebruik gemaakt van anonieme bronnen die aangeven geïntimideerd te zijn, maar hier geen aangifte van hebben gedaan. Hierdoor kan er niet nagetrokken worden of er daadwerkelijk sprake is van intimidatie.

Van Bruinessen (2010) op pagina 9: “de meest controversiële informatie aantreft. Dit betreft o.a. anonieme getuigenissen van voormalige leden van de beweging, samenzweringstheorieën van tegenstanders, en gedetailleerde informatie over de structuur en de vermoede verborgen agenda van de organisatie. In de meeste gevallen valt deze informatie niet uit onafhankelijke bron te bevestigen, en de waarde van deze internetbronnen is daarom gering.”

Als voorstanders van vrijheid van meningsuiting keuren wij vanuit de Gülenbeweging intimidatie absoluut af. Wij zijn het met minister Asscher eens wat betreft zijn uitspraak: “Alleen als er concrete aanwijzingen zijn dat er iets mis is, kan de overheid ingrijpen. Het is dan wel nodig dat daarvan aangifte wordt gedaan.” Alsmede roepen wij mensen op die dit ervaren hebben aangifte te doen en zijn wij hier bovenop voorstander van strafrechtelijke vervolging van mensen die zich hieraan schuldig maken. Echter zijn we ervan overtuigd dat, net als dat tot op de dag van vandaag dit niet is gebeurd, er geen instanties zullen zijn waarop intimidaties vanuit de Gülenbeweging plaats hebben gevonden. Aangezien de desbetreffende Kamerlid aangeeft hier direct mee te maken hebben gehad, nodigen wij haar hierbij uit en steunen wij haar bij aangifte te doen van mensen die haar hebben geïntimideerd.

 

Een mogelijke verklaring voor het feit dat sinds 2009 herhaaldelijk, ondanks bewijs van het tegendeel, onderzoek naar de Gülenbeweging gewenst wordt kan gevonden worden in Van Bruinessen zijn volgende verklaring:

“De actieve opponenten van de Hizmetbeweging in de Turkse gemeenschap in Nederland zijn maar een paar handvolle mensen – sommigen voormalig Maoisten en anderen Kemalisten – die een paar Nederlandse politici en journalisten vonden die ze graag wilden steunen tegen een campagne tegen de Hizmetbeweging. Alhoewel ze erin slaagden om enige twijfel en argwaan op te wekken in bredere cirkels, zijn ze er niet in geslaagd om de gemeentes te overtuigen om alle banden met Hizmetbeweging instituties te breken. Integendeel, de media campagnes tegen de Hizmetbeweging heeft de collectieve integratie/aanpassing in de Nederlandse samenleving versneld. De leden hebben zich meer geconcentreerd op activiteiten die als nuttig werden geacht door de Nederlandse contacten en de Nederlandse samenleving.” (Van Bruinessen 2014, p.169).

 

Tot slot

Dat er vijf jaar na het onderzoek van Van Bruinessen waarin hij de initiële verdenkingen ontkrachtte vooralsnog enkele aantijgingen herhaald worden, hierbij negerend dat zijn onderzoek in opdracht van de Kamer is gedaan, ervaren wij als bedroevend. Niet alleen omdat wij denken dat niemand hiermee gediend is, maar ook omdat wij het spijtig vinden dat er onnodig geld wordt uitgegeven aan nieuw onderzoek die oude conclusies herhalen dan wel bevestigen.

Vicepremier Asscher vindt dat de Gülenbeweging transparanter moet zijn over haar activiteiten en de interne organisatie. Ik onderschrijf dat en wil benadrukken dat de Gülenbeweging zich daar al een enige tijd op focust. Binnen dit kader hebben Gülen-sympathisanten al stappen genomen gericht op meer transparantie. Zo zijn onlangs de websites www.fethullahgulen.nl en www.gulenbeweging.nl  gelanceerd. Daarnaast is een lezingenreeks over Gülen, zijn gedachtegoed en de Gülen-beweging gegeven. Ook is in het verleden een aantal keer conferenties georganiseerd om een platform aan wetenschappers te bieden die de Gülen-beweging in kaart willen brengen.

Gülen-sympathisanten zullen zich blijven inzetten voor onderwijs, integratie en dialoog. Het doel is om op die manier een positieve en pro-actieve bijdrage te leveren aan onze samenleving. Gülen-sympathisanten prefereren kritiek op hetgeen zij doen of zeggen eerder in plaats van verdenkingen en mogelijke scenario’s waarvan zij niet kunnen bewijzen dat zij daar niet voor staan. Indien mensen op basis van hetgeen zij doen en zeggen een idee hebben hoe zij kunnen groeien, is opbouwende kritiek meer dan welkom.

 

Bronnen:

Bruinessen, M.M. van (2010). De Fethullah Gülenbeweging in Nederland. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Bruinessen, M.M. van (2014). The Netherlands and the Gülen movement. Sociology of Islam, Volume 1, Issue 3-4, pages 165–187

De Gülenbeweging in Nederland neemt afstand van een uitzending van het programma EenVandaag. In de uitzending van 30 januari wordt beweerd – zo luidt de aankondiging op de website van EenVandaag – dat de beweging betrokken zou zijn bij het indoctrineren van studenten. Alper Alasag, een woordvoerder van de beweging, is teleurgesteld over deze uitspraak: “Onderwijs is een groot goed, en vele mensen die bij de Gülenbeweging betrokken zijn, houden zich hier vanuit hun overtuiging op een positieve manier mee bezig, maar van indoctrinatie is absoluut geen sprake”.

 

Nadat vorig jaar het programma Nieuwsuur vergelijkbare beschuldigingen bracht, is een aantal studentenhuizen door de overheid grondig onderzocht. Na uitgebreid onderzoek concludeerde de Gemeente Amsterdam in juli 2013 dat het om gewone studentenhuizen gaat. De studenten in de huizen volgen allen opleidingen aan reguliere Nederlandse onderwijsinstellingen en de huisvesting staat volgens de Gemeente Amsterdam de integratie geenszins in de weg. Alper Alasag: “Er bestaan veel misverstanden over mensen die bij de Gülenbeweging betrokken zijn. Wij zijn al enige tijd bezig om duidelijk te maken wie we wel en vooral ook wie we niet zijn. Wij proberen op verschillende terreinen een positieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse maatschappij. In de uitzending van EenVandaag herkennen wij ons geenszins”.

 

Over de betrokkenheid bij onderwijs

Alasag: “Mensen die bij onze beweging betrokken zijn, hebben samen met autochtone Nederlanders aan de wieg gestaan van een aantal scholen. Deze scholen zijn geen Koranscholen of ‘Gülen-scholen’, maar zijn gestoeld op het onderwijsconcept ‘wereldburgerschap’. Dit betekent de leerlingen in aanraking laten komen met andere culturen om te leren samenwerken en samenleven. Op deze scholen zitten niet alleen Nederlandse leerlingen van Turkse afkomst, maar soms wel meer dan 30 verschillende nationaliteiten. Op de scholen worden de leerlingen ook middels rollenspelen geleerd over de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen of  van heteroseksuelen en homoseksuelen.”

 

Over de Gülenbeweging

De Gülenbeweging bestaat uit sociaal betrokken mensen die samen met anderen – met uiteenlopende culturele en religieuze achtergronden – willen werken aan een leefbare samenleving, met een belangrijke focus op onderwijs, dialoog, vrijwilligerswerk en ondernemerschap. De beweging is eind jaren 70 in Turkije ontstaan als een grassroots beweging van mensen die een voorbeeld nemen aan de ideeën en daden van de Turkse denker en islamgeleerde Fethullah Gülen. Aanhangers zijn in alle delen van de wereld te vinden, ook in Nederland. Voor meer informatie zie ook www.gulenbeweging.nl.

Een geïmproviseerde bijeenkomst over dialoog en onderwijs

De vierde bijeenkomst van de leesgroep krijgt onverwacht een heel ander karakter dan de voorgaande keren. Vanwege een treinstoring kunnen enkele deelnemers op het laatste moment niet aanwezig zijn, waaronder gespreksleider Gerrit Steunebrink. De overige groepsleden, waarvan sommigen een flinke reis naar Utrecht hebben gemaakt, besluiten de avond toch door te laten gaan en als alternatief het hoofdstuk vanuit eigen vragen en ervaringen te bespreken.

Nut van dialoog
Uiteraard wordt de inhoudelijke inleiding van Steunebrink gemist, maar dit belemmert een enthousiast gesprek niet. Er komen heel wat onderwerpen en praktijkervaringen aan de orde, waarvan er hier slechts enkele kunnen worden uitgelicht. “Wat is nou eigenlijk het nut van dialoog?”, luidt de openingsvoorzet voor de discussie. Het boek van Jill Carroll gaat over dialoog, Fethullah Gülen streeft naar bevordering van dialoog, en tijdens deze bijeenkomsten is het uitgangspunt steeds dat dialoog zinvol is. Maar heel veel mensen lijken daar eigenlijk helemaal geen behoefte aan te hebben en die vinden het wel best zoals alles z’n gangetje gaat. Hiertegen wordt onmiddellijk ingebracht dat een dergelijke houding niet tot verandering of verbetering zal leiden. Mensen kunnen zich namelijk alleen ontwikkelen, als zij nieuwe ervaringen opzoeken en iets willen leren. Dit zal vervolgens leiden tot ontmoeting en dialoog, wat nodig is om verder te komen.

Leefbaarheid
Om een betere leefbaarheid te bereiken, worden overal veel, heel veel projecten opgestart, die vaak niet het gewenste resultaat hebben. De vraag komt op of het mogelijk is dat hierdoor zelfs een averechts effect ontstaat. Dit wordt nadrukkelijk herkend en onmiddellijk gestaafd met voorbeelden. In sommige wijken zijn de bewoners namelijk moe geworden van steeds weer nieuwe initiatieven die in hun ogen niets opleveren. Hiertegenover kan gelukkig ook een succesverhaal worden verteld over een wijk waar voor verbetering van de leefbaarheid werd ingezet op talent, in plaats van op achterstand. Dat betekent in de praktijk dat het bestuur dichter bij de bewoners is gebracht, dat er is geïnvesteerd in woningrenovatie, voorzieningen, kleinschalige werkgelegenheid en bovendien veel in het onderwijs.

Onderwijs
Hiermee is de discussie aangeland bij onderwijs, het oorspronkelijke onderwerp van hoofdstuk 4 van Een dialoog tussen beschavingen. In het Nederlandse onderwijs, naast het gezin de belangrijkste plek voor opvoeding, zijn door de jaren heen zoveel veranderingen doorgevoerd, dat het voor de leesgroep moeilijk is om de invloed van vormende vakken als godsdienst, burgerschapsvorming, levensbeschouwing en filosofie te beoordelen. Soms waren die vakken verplicht, soms niet, op veel scholen werd dit steeds weer anders ingevuld, en op andere scholen zelfs helemaal niet aangeboden. Het lukt ook niet om vergelijkingen met de buurlanden België en Duitsland te maken. In Duitsland worden deze vormende vakken bijvoorbeeld helemaal niet gegeven, maar over het algemeen leven de verschillende bevolkingsgroepen er goed samen. Toch zijn de deelnemers het eens dat deze lessen, naast alle theoretische vakken, de leerlingen praktische kennis kunnen bijbrengen die een beter samenleven bevorderen. Bovendien is men blij dat in het curriculum de laatste tijd langzaam kunst en cultuur weer terugkeren, die ook bruikbare vaardigheden stimuleren. Deze opvattingen over vormende vakken en cultuuronderwijs vinden we terug bij Gülen, die bovendien het belang van goede opvoeders benadrukt.

De actualiteit
Tot slot kan de groep niet om de huidige onrust in Turkije heen, waar een protest tegen het verdwijnen van een park is omgeslagen in een breed verzet tegen premier Erdogan. In de Nederlandse media wordt er veel aandacht aan besteed en er schijnt onder meer geschreven te zijn dat veel door Gülen-geïnspireerden kritisch zijn over de regering van Erdogan, met name op spiritueel gebied. Volgens een deelnemer zal dit veel Turkse kiezers aanspreken, waardoor zij zich zullen realiseren dat er meer is dan economie. De situatie in Turkije is zorgelijk en zal vast de volgende en laatste bijeenkomst, hopelijk weer tezamen met Steunebrink, opnieuw aan de orde zal komen.

Bettina J. Mulder
10 juni 2013

Recensie door dr. Gerrit Steunebrink

B. Jill Caroll, Een dialoog tussen beschavingen. Gülens humanistische idealen en het humanistische discours, voorwoord door Akbar S. Ahmed, New Jersey: Tugra Books 2013. Vertaald door Ingrid ten Bos.

Dit boek is een analyse van het gedachtegoed van de Turkse hervormingsdenker Fethullah Gülen. Het poogt Gülens denkwereld te begrijpen door haar te plaatsen binnen en te vergelijken met stromingen in het denken van het Westen en daar buiten die bijgedragen hebben aan het humanisme. Het boek presenteert Gülen dus allereerst als een humanist, dat wil zeggen als een denker die iedereen, ongeacht zijn religieuze richting, ook een atheïst, wat te vertellen heeft. Tegelijkertijd probeert de schrijver duidelijk te maken dat Gülens humanisme zijn wortels heeft in de islam. Zo wordt ook duidelijk dat islam en humanisme niet met elkaar in tegenstelling zijn. In dit opzicht is het een nuttig boek. Te vaak nog worden islam en humanisme als vijandig tot elkaar gezien. Te vaak wordt Fethullah Gülen in Nederland gezien als een fundamentalistische denker die in zijn internaten de moslimjeugd indoctrineert. Maar hij zoekt de dialoog. Fethullah Gülen is allereerst een islamitische hervormingsdenker. Al sinds de negentiende eeuw zoeken hervormingsdenkers in de islam naar een verzoening tussen de islam en de moderne, in het Westen ontwikkelde wetenschappen. Fethullan Gülen stamt zelf uit de hervormingsbeweging van Said Nursi. Hij heeft zich geconcentreerd op het onderwijs. In het onderwijsproject hoopt hij mensen op te voeden die de moderne wetenschappen een plaats kunnen geven binnen hun islamitische geloof en daarmee binnen een ethisch kader. De schrijfster probeert Gülens humanisme naar voren te halen door het te vergelijken met het denken van achtereenvolgens I.  Kant, J. S. Mill,  Plato en Confucius gezamenlijk en J-P. Sartre. Zij vergelijkt Gülens idee van de menselijke waardigheid met dat van Kant, zijn vrijheidsbegrip met dat van Mill, zijn ideeën over idealen en onderwijs met die van Plato en Confucius en zijn opvatting van verantwoordelijkheid met Sartre. Om dat goed te doen legt de schrijver in ieder hoofdstuk uitgebreid de ideeën van de desbetreffende filosofen uit. Maar dat heeft als nadeel dat, tegen de bedoeling in, de uitleg van de ideeën van Gülen zelf te kort komt. De lezer van dit boek krijgt geen beeld van het denken van Gülen in zijn geheel. Daarvoor moet je andere werken van Gülen lezen die in het Nederlands vertaald zijn, zoals ‘De smaragden van het hart’. Je hoort iets over de beroemde mysticus Rumi als inspiratiebron van Gülen, maar heel weinig over hoe Gülen zijn gedachten verbindt met de vormgeving van de islam in de moderne tijd. Je hoort ook niets over zijn ideeën van de Turks-islamitische synthese.

De hoofdstukken die volgens mij het meest inzicht geven in Gülens eigen gedachtewereld zijn de hoofdstukken over idealen en opvoeding bij Plato en Confucius. Daar komt de pedagoog Gülen naar voren die mensen wil vormen die verantwoordelijkheid kunnen dragen in de maatschappij. Daar vind je ook iets over de vormgeving. De goed gevormde mensen horen niet in de rol van regeerders of bestuurders op te treden maar in die van adviseurs. Een lezenswaardig boek dat tot denken aanzet, een bijdrage levert aan de dialoog, maar iets te weinig inleidt in het denken van Fethullah Gülen in zijn geheel.

Radio-interview Interculturele ouderparticipatie

Naar aanleiding van de presentatie van de handleiding ‘Interculturele ouderparticipatie – zo doe je dat!’, is op 7 november 2012 projectmanager

Iris Creemers geïnterviewd op de radio.

In het RadioMagazine van Omroep Vlaardingen gaat ze niet alleen in op de handleiding en enkele resultaten uit de miniconferentie over onderwijs en ouderbetrokkenheid, waar de handleiding gepresenteerd werd, maar vertelt ze ook over de doelstellingen van Platform INS.

[thaudio href=’https://platformins.nl/wp-content/uploads/01-RM-Ouderenbetrokkemheid-lang-niet-voldoende-benut-2.mp3′ ]Ouderbetrokkenheid nog lang niet voldoende benut [/thaudio]